Schade van agrarische ondernemers als gevolg van supercell is niet standaard gedekt in een verzekeringspolis

In juni 2016 raasde er in Nederland een zogenaamde supercell over het zuiden van het land. Een supercell is een bijzonder zware onweersbui die veelal gepaard gaat met zware neerslag, zware windstoten en grote hagelstenen.

Veel agrarische ondernemingen hebben hierdoor destijds grote schade geleden. Met name door de grote ijsbollen die met brute kracht neerkwamen op de gebouwen.

Bij een supercell spelen een verschillend aantal natuurkrachten een rol. Door veel verzekeraars is de schade die was ontstaan als gevolg van een supercell niet onder de categorie storm vergoed want het zou onder de categorie hagel vallen, waar geen verzekering voor was afgesloten.

Hierbij is van belang dat veel verzekeringsovereenkomsten (in afwijking van het reguliere schadevergoedingsrecht) voor het verband tussen de gedekte gebeurtenis en de schade de “dominant cause-leer” kunnen hanteren als causaliteitstoets, ook wel vergeleken met de “common sense of a business or seafaring person”. Naar Engels verzekeringsrecht is door J. Birds deze leer als volgt omschreven:

“As has been noted several times in the course of this chapter, it is not sufficient, in order that an insurer should recover for a loss, that the loss falls within the cover provided as a matter of construction or definition. He must also show that the loss was proximately caused by an insured peril. The proximate cause does not, however, mean the last cause, but the effective, dominant or real cause.”

Naast de dominant cause leer zijn er nog meer causaliteitstheorieën. Bijvoorbeeld de “causa proxima”: de dichtstbijzijnde gebeurtenis uit de causale keten is de enige in aanmerking te nemen oorzaak. De “cause remota”: de verste gelegen gebeurtenis uit de causale keten waarvan nog gezegd kan worden dat daar de schade uit kan voortvloeien is de enige in aanmerking te nemen oorzaak. In het geval van meerdere oorzaken die tot een schade hebben geleid is het relevant welke causaliteitsmaatstaf uit de verzekeringsovereenkomst blijkt.

Het in het verleden gewezen Hogenboom/Unigarant-arrest is daarom nog steeds relevant als het gaat om de uitleg van verzekeringsovereenkomsten, met name ook in het geval van samenwerkende oorzaken zoals bij een supercell.

In dit arrest is door de Hoge Raad geoordeeld dat primair de verzekeringsovereenkomst bepalend is. Hoewel de bewoording kan verschillen wordt in elke verzekeringsovereenkomst een causaal verband verlangd tussen de door verzekerde geleden schade en een gedekte oorzaak. Welk causaliteitsvereiste uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeit is een kwestie van uitleg van de verzekeringsvoorwaarden in het licht van inhoud en strekking van de verzekering.

Indien er geen causaliteitsmaatstaf volgt uit de verzekeringsovereenkomst is de rechter echter niet gehouden om deze te onderzoeken aan de hand van de dominant cause leer.

Dit is bepaald in een arrest van de Hoge Raad van 4 juni 2021. Daarin stond de vraag centraal of een schade aan een auto was veroorzaakt door brand, of door de diefstal van de auto die aan de brand was voorafgegaan. In de verzekeringsovereenkomst was niet voor een bepaald causaliteitscriterium gekozen en in cassatie werd betoogd dat in dat geval de dominant cause-leer zou moeten gelden. De Hoge Raad ging hier niet in mee:

“Bij de beantwoording van de vraag van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan om te bepalen of het in een verzekeringsovereenkomst verlangde causale verband aanwezig is, komt het in de eerste plaats aan op wat partijen daaromtrent zijn overeengekomen. Indien de overeenkomst niet inhoudt van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan, is (…) de rechter niet gehouden de aanwezigheid van de causale verband in beginsel aan de hand van de zogenoemde leer van de dominant cause te onderzoeken.”

Deze opvatting is opnieuw bevestigd in het meest recente arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2021 waar het ging over een schade als gevolg van een supercell.

Eisers in die kwestie exploiteerden een agrarische onderneming en hadden een verzekeringsovereenkomst afgesloten waarbij schade ontstaan door brand- en storm waren gedekt. Er was hier schade ontstaan aan de golfplaten van de stallen, die waren door de hagelinslag geperforeerd en er was schade ontstaan aan de stalen dakplaten op de opslagloods, het ging om duizenden deuken.

Het hof heeft de vordering van de agrarische ondernemers uiteindelijk afgewezen met de volgende motivering:

“Aangezien de polisvoorwaarden geen causaliteitsmaatstaf bevatten, hangt het antwoord op de vraag of de schade van [eisers] is gedekt af van het antwoord op de vraag of de storm de rechtens relevante oorzaak is geweest van de schade (dominant cause-leer). Een oorzaak kwalificeert als rechtens relevant als die geldt als de meest effectieve of meest dominerende factor voor het ontstaan van de schade. De rechtens relevante schadeoorzaak wordt mede vastgesteld met inachtneming van de regels van gezond verstand. (rov. 4.4)

Toepassing van de hiervoor omschreven maatstaf leidt tot het oordeel dat de (inslaande) hagelstenen de rechtens relevante oorzaak van de schade zijn. Een gemiddeld persoon met gezond verstand zal in een dergelijk geval immers – mede gezien het schadebeeld – de hagel en niet de storm als schadeoorzaak aanwijzen. Daaraan kan niet afdoen dat de extreme omvang van de hagelstenen heeft kunnen ontstaan door de hevige storm. Dit betekent dat de schade niet op grond van clausule 592 als stormschade is gedekt. (rov. 4.5)”

De klachten over de causaliteitsleer slagen:

“Indien het oordeel van het hof aldus gelezen moet worden dat, omdat de polisvoorwaarden geen causaliteitsmaatstaf bevatten, de dominant cause-leer bepalend is voor het antwoord op de vraag of de schade van [eisers] onder de verzekering is gedekt, geeft dat oordeel – gelet op hetgeen hiervoor in 3.1.2 is overwogen – blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Indien het hof niet van die onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan, is zijn oordeel dat de dominant cause-leer moet worden toegepast, onvoldoende gemotiveerd in het licht van de stellingen van [eisers] dat een andere causaliteitsmaatstaf beter past bij de bepalingen van de polis en de omstandigheden van het geval.”

De Hoge Raad heeft het beroep van de agrarische ondernemer uiteindelijk toch verworpen en overwoog:

“In het licht van de aard van de onderhavige verzekering als named perils-polis, de bewoordingen en inhoud van clausule 592, en de omstandigheid dat clausule 593 de mogelijkheid bood om naast stormschade ook hagelschade te verzekeren, moet – bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel – clausule 592 beperkt worden uitgelegd in die zin dat schade die door storm wordt toegebracht wel gedekt is, maar schade die ontstaat door neerslag van hagel niet. Bij die uitleg past het niet om schade die ontstaat door neerslag van hagel, ook indien hevige storm van invloed is geweest op de grootte en zwaarte van de hagelstenen, door toepassing van een ruime causaliteitsmaatstaf (alsnog) onder de dekking van clausule 592 te brengen door de hagelschade aan te merken als een gevolg van storm in de zin van de polis.
…..
De conclusie van het voorgaande moet dan ook zijn dat in dit geval de op 23 juni 2016 ontstane schade aan de gebouwen van [eisers] naar redelijkheid niet kan worden beschouwd als een gevolg van storm in de zin van de polis.”

De klacht dat de clausule bij de agrarische ondernemer niet bekend was en zij er dus niet (bewust) voor hadden gekozen om geen hageldekking te verzekeren werd verworpen door de Hoge Raad.

Het is daarom van belang dat er bij twijfel over dekking van een verzekeringsovereenkomst dit goed na te (laten) kijken. Mocht je vragen hebben over de dekking van jouw verzekeringsovereenkomst of andere vragen hebben op het gebied van verzekeringen en schade dan staan wij je graag te woord. Neem gerust vrijblijvend contact met ons op.