Grondhandel in kleine opgeknipte percelen steeds vaker aangemerkt als misleiding

Het verkopen van landbouwgrond in kleine kavels als ‘beleggingsobject’ aan particulieren is al jaren een bekende praktijk. Aan kopers wordt vaak een gouden toekomst voorgespiegeld: zodra de bestemming wordt gewijzigd naar bouwgrond, zou de waarde explosief stijgen. In de praktijk blijkt dat zelden zo eenvoudig – en rechters zijn daar de laatste jaren steeds kritischer op geworden.

De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland heeft in een vonnis ook expliciet opgenomen dat de houding ten opzichte van deze praktijk begint te kantelen. Hij omschreef dergelijke verkoop van deze percelen vervolgens niet voor niets als “een bedrijfsmatig en systematisch in de markt gezette speculatieve belegging die in essentie niet veel meer is dan een (zeer kostbaar) lot in een loterij, zonder dat dit er in ronde bewoordingen bij wordt verteld”. Duidelijke, klare taal dus.

Ook de rechtbank Midden-Nederland oordeelde dat bij dit soort handelspraktijken sprake was van misleiding.

In deze uitspraak werd geoordeeld dat met een verkoopbrochure over grondhandel bij de gemiddelde consument de indruk werd gewekt dat op de aangeboden kavels daadwerkelijk een woning gebouwd kon gaan worden. Of dat er op zijn minst concrete plannen bestonden dat de bebouwing binnen afzienbare tijd mogelijk was.

Dat bleek echter niet het geval. Niet was vermeld dat sprake was van een agrarische bestemming. Niet was vermeld wat de kans op een bestemmingswijziging zou zijn en wat de risico’s waren die deze kans verkleinden. Überhaupt was niet onderbouwd dat er concrete plannen waren om op de te koop aangeboden percelen woningbouw mogelijk te maken. Ook was niet vermeld dat de door de consument betaalde grondprijs van € 185,00 per m2 tot maximaal dertig keer hoger lag dan de grondprijs op basis van de geldende agrarische bestemming van circa € 6,00 tot € 10,00 per m2. Ook was in de brochure ten onrechte het beeld opgeroepen dat de consument zou profiteren van een prijsvoordeel.

Volgens de rechter was feitelijk sprake van speculatieve grondhandel, waarbij op een bestemmingswijziging – en daarmee een waardestijging – van de grond wordt gespeculeerd.

Het bij de consument opgeroepen onjuiste beeld strookte daar niet mee.

De rechtbank oordeelde dan ook dat was bediend van misleidende en daarmee oneerlijke handelspraktijken. De misleide consument was daarom gerechtigd om de koopovereenkomst te vernietigen.

Heb jij vragen over of grondhandel van een opgeknipt perceel kwalificeert als misleidende handelspraktijk? Neem dan contact op met mij of mijn collega’s.

S.H.M. (Sander) van den Elsen, advocaat/partner LGL legal Bergen op Zoom